Een advocaat die een termijn laat schieten, een notaris die nalaat om het kadaster te raadplegen of een boekhouder die belastingaangiften te laat indient. Dit zijn allemaal voorbeelden van een schending van de op dienstverleners rustende zorgplicht.
Het Nederlandse recht schrijft voor dat iedere dienstverlener de zorg van een goede opdrachtnemer in acht moet nemen. Doet hij dit niet, dan loopt hij het risico om aansprakelijk te worden gesteld voor de schade die zijn opdrachtgever daardoor lijdt. Het is dus voor zowel opdrachtnemers als opdrachtgevers van belang om deze zorgplicht in acht te nemen bij het (laten) uitvoeren van een opdracht.
De achtergrond van de zorgplicht is erin gelegen dat de opdrachtgever een bepaald niveau van bekwaamheid mag verwachten van degene die de opdracht voor hem gaat uitvoeren. Je gaat immers naar iemand anders toe met de opdracht, omdat je verwacht dat diegene het beter kan dan jijzelf.
Op grond van de zorgplicht is de opdrachtnemer verplicht zich als 'redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar' te gedragen. Het handelen van de opdrachtnemer moet worden getoetst aan de hypothetische maatstaf van deze beroepsbeoefenaar. Welke zorgverplichtingen dit precies zijn, is altijd afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder bijvoorbeeld de aard van de opdracht en de branche waaronder de opdracht valt. Het is aan de opdrachtnemer om zelfstandig te bepalen welke concrete zorgverplichtingen aan de specifieke opdracht ten grondslag liggen.
Praktijkvoorbeeld
Een mogelijke invulling van de zorgplicht zal ik hier illustreren aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Een schending van de zorgplicht werd in juni van het afgelopen jaar door de rechtbank aangenomen in het volgende geval.
De eiseres had een verzekeringsovereenkomst afgesloten voor meerdere gebouwen. De verzekeringsovereenkomst omvatte onder andere een milieuschadedekking. Bij het aangaan van deze verzekeringsovereenkomst werd eiseres bijgestaan door de bank, als assurantietussenpersoon. Op de overeenkomst waren verzekeringsvoorwaarden van toepassing, die gedurende de looptijd van de overeenkomst werden gewijzigd. Een van deze wijzigingen hield in dat dekking voor verontreiniging, die is veroorzaakt door of verband houdt met asbest, werd uitgesloten.
Eiseres heeft op enig moment stormschade geleden, aan onder andere asbesthoudende golfplaten. Eiseres heeft vervolgens aanspraak gemaakt op verzekeringsdekking onder de milieuschadeverzekering vanwege de aanwezigheid en verspreiding van asbest. Deze dekking is door de verzekeraar afgewezen, onder verwijzing naar de gewijzigde verzekeringsvoorwaarden. Eiseres heeft de bank aansprakelijk gesteld voor de geleden schade, vanwege het tekortschieten in de zorgplicht door eiseres niet te wijzen op de wijziging in de verzekeringsvoorwaarden.
De rechtbank heeft vervolgens uitgelegd wat deze zorgplicht voor een assurantietussenpersoon concreet inhoudt. Hiertoe heeft ze overwogen dat een assurantietussenpersoon moet waken voor de belangen van de verzekeringsnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Hieronder valt dat hij uit eigen beweging de verzekeringsnemer opmerkzaam dient te maken op mogelijke gevolgen voor zijn verzekeringsdekking, ook nadat de verzekering is afgesloten. De bank had eiseres dus moeten waarschuwen voor de wijziging in de verzekeringsvoorwaarden. Doordat ze dit niet heeft gedaan, heeft ze haar zorgplicht geschonden. Hiermee is ze aansprakelijk voor de schade die eiseres hierdoor heeft geleden.
Bent u benieuwd hoever uw eigen zorgplicht gaat? Of vermoedt u dat de zorgplicht bij een door u uitgezette opdracht is geschonden? Neem dan vrijblijvend contact met mij op, ik kijk graag even met u mee.
Rachelle van der Brug, advocaat
Wanneer een werkgever een werknemer een opleiding laat volgen wordt nu regelmatig ook een studie(kosten)beding overeengekomen. Daarin is dan een terugbetalingsverplichting opgenomen, voor het geval de opleiding tijdens de looptijd of de arbeidsovereenkomst binnen een bepaalde periode komt te eindigen.
In 2019 is een Europese Richtlijn betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie aangenomen. Op grond van de richtlijn krijgen werknemers een aantal nieuwe minimumrechten, ook ten aanzien van de scholing en studiekosten. Als gevolg hiervan zal met ingang van 1 augustus 2022 in Nederland het een en ander wijzigen ten aanzien van de door de werkgever aangeboden opleidingen.
Wat betekent dit voor de bestaande en toekomstige afspraken tussen werkgevers en werknemers?
Studiekostenbeding
Met ingang van 1 augustus 2022 wordt artikel 7:611a BW gewijzigd en moet bepaalde scholing kosteloos worden aangeboden. Een studiekostenbeding zal voor bepaalde opleidingen niet langer toegestaan zijn. Dat is het geval als:
Valt de scholing onder deze gevallen dan moet:
Deze nieuwe wetgeving heeft directe werking. Dit betekent dat een (bestaand) studiekostenbeding nietig kan zijn.
Scholing betreffende de functie waarvoor de werknemer is aangenomen
In principe gaat het slechts om verplichte scholing om het werk uit te voeren waarvoor de werknemer is aangenomen. Dit wil zeggen: de eigen functie bij de eigen werkgever bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Voor de hand ligt dat dit ook ziet op de werkzaamheden die de werknemer gedurende het dienstverband en met toepassing van een te verwachten loopbaanverloop zal gaan verrichten.
De verplichte scholing kan ook uit de wet of cao volgen. Bij een wettelijk verplichte opleiding kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een opleiding op basis van de Arbeidsomstandighedenwet. In ieder geval moet het gaan om opleidingen op gebied van veiligheid en arbeidsvoorwaarden, Overigens valt de scholing om een beroepskwalificatie te behouden, hier weer niet onder.
Welke kosten?
Het gaat om alle kosten zoals reiskosten, boeken en ander studiemateriaal, examengelden.
Studietijd = werktijd
De studietijd wordt gezien als werktijd. Dit geldt voor de cursusdag en de tijd die gemoeid is met zelfstudie. Deze regel betekent dat studietijd in beginsel te ‘verlonen’ arbeidstijd is.
Studie tijdens werktijd
Als het mogelijk is, moet de scholing onder werktijd worden aangeboden. De werknemer moet in de gelegenheid worden gesteld de opleiding tijdens de gebruikelijke werktijden te volgen. De werkgever is gehouden de noodzakelijke maatregelen van organisatorische aard te treffen, zodat de werknemer zijn studieactiviteiten daadwerkelijk tijdens werktijd kan verrichten.
Tot slot
De nieuwe wetgeving zal ten aanzien van de door de werkgever aangeboden opleidingen, een behoorlijke invloed hebben op de afspraken tussen de werkgever en werknemer; een opleidingsbeding met terugbetalingsplicht zal niet langer de norm zijn.
Ik kan me voorstellen dat u over het voorgaande nog vragen heeft, met name hoe ermee om te gaan in de praktijk. Bel ons dan gerust; we vertellen u er graag meer over.
Sander Oudenhoven
Advocaat